Als u het antwoord dat u zoekt niet kunt vinden, neem dan contact met ons op.
Brandt’s egel

Voor het eerst beschreven in 1841 door Brandt. Hij heeft een opvallend donker gezicht en een donkere onderbuik, die contrasteren met lichtere stekels. Deze soort staat ook bekend om zijn behendigheid en vermogen om over rotsachtig terrein te klimmen.
Taxonomie
Koninkrijk: | Dierenrijk |
Stam: | Chordadieren |
Klasse: | Zoogdieren |
Orde: | Eulipotyphla |
Familie: | Erinaceidae |
Geslacht: | Paraechinus |
Soort: | Paraechinus hypomelas |
Natuurlijk verspreidingsgebied en habitat
De Brandt’s egel is inheems in delen van het Midden-Oosten en Centraal-Azië, met een verspreidingsgebied dat Iran, Afghanistan, Pakistan en delen van Turkmenistan omvat. Hij leeft in droge en semi-aride gebieden, waaronder rotsachtige woestijnen, struikgewas en droge berghellingen. De soort is aangepast aan omgevingen met schaarse vegetatie, losse of steenachtige bodems en extreme temperatuurschommelingen tussen dag en nacht. Hij wordt vaak aangetroffen in gebieden die natuurlijke beschutting bieden, zoals rotsspleten, verlaten holen of dicht struikgewas. Hoewel hij de voorkeur geeft aan wilde, ongestoorde habitats, is hij soms te vinden in de buurt van landbouwgrond of landelijke nederzettingen als er geschikte foerageermogelijkheden zijn. Seizoensgebonden activiteitspatronen kunnen per regio verschillen, afhankelijk van de lokale klimaatomstandigheden.
Fysieke eigenschappen
De Brandt’s egel is een kleine tot middelgrote soort, met een lichaamslengte tussen de 22 en 27 centimeter en een volwassen gewicht variërend van 400 tot 900 gram, afhankelijk van het seizoen en de omstandigheden. De stekels zijn licht aan de basis met donkere punten, wat een gevlekt uiterlijk geeft dat camouflage biedt in rotsachtige omgevingen. Het meest opvallende fysieke kenmerk is het gezichtsmasker: donkere vacht bedekt het gezicht en voorhoofd, in scherp contrast met de lichtere stekels en ondervacht. De onderbuikvacht is meestal donkerbruin tot zwart, in tegenstelling tot de lichte kleur van veel andere egels. De oren zijn relatief groot en rond, wat helpt bij de warmteafvoer en mogelijk het gehoor verbetert voor het detecteren van roofdieren in open habitats. De snuit is lang en puntig, en de ledematen zijn goed gespierd om te graven. Er is weinig seksueel dimorfisme, afgezien van kleine verschillen in grootte.
Gedrag en levensstijl
De Brandt’s egel is een nachtelijk en solitair dier. Hij komt na zonsondergang tevoorschijn om te foerageren en keert voor zonsopgang terug naar zijn schuilplaats. Overdag rust hij in zelfgegraven holen, onder stenen of in dichte begroeiing. Hij is zeer aangepast aan warme, droge klimaten en kan aanzienlijke temperatuurschommelingen verdragen. In de warmste en droogste periodes kan hij een korte winterslaap houden om water en energie te besparen. In tegenstelling tot egels in gematigde streken houdt hij over het algemeen geen langdurige winterslaap, hoewel hij in koudere streken van zijn verspreidingsgebied tijdens de winter wel eens in een rusttoestand kan gaan. Hij is een bekwame klimmer en graver, gedrag dat hem helpt te ontsnappen aan roofdieren en voedsel te vinden. Zijn leefgebied wordt beïnvloed door de beschikbaarheid van prooien, en de egel kan elke nacht aanzienlijke afstanden afleggen op zoek naar insecten.
Communicatie
Communicatie bij de Brandt’s egel verloopt voornamelijk via geurmarkering, waarmee territorium en voortplantingsstatus worden aangegeven. Geurklieren, waarschijnlijk gelegen in de anale regio, spelen een rol bij chemische signalering, hoewel de specifieke kenmerken voor deze soort nog niet uitgebreid zijn onderzocht. Akoestische communicatie omvat sissen, grommen en snuiven, met name tijdens paringsinteracties of bij bedreigingen. Posturale signalen, zoals zich oprollen tot een bal met rechtopstaande stekels, worden gebruikt ter verdediging. Zelfbevredigend gedrag is niet formeel vastgelegd bij deze soort, maar wordt verwacht, aangezien het veel voorkomt bij de familie Erinaceidae.
Dieet in het wild
De Brandt’s egel is een opportunistische insecteneter die zich voornamelijk voedt met kevers, sprinkhanen, mieren en andere op de grond levende ongewervelden. Hij kan ook kleine gewervelde dieren eten, zoals hagedissen, kikkers of knaagdieren, en ook vogeleieren, indien beschikbaar. In droge habitats waar ongewervelde prooien schaarser zijn, kan hij zijn dieet aanvullen met plantaardig materiaal, waaronder zaden of fruit, hoewel dit slechts een klein deel van zijn totale voedselinname vormt. Aas wordt af en toe gegeten, vooral in periodes van schaarste aan hulpbronnen. Hij haalt het grootste deel van zijn water uit voedsel, een belangrijke aanpassing om te overleven in droge omgevingen.
Voortplanting en levenscyclus
De broedperiode van de Brandt’s egel vindt doorgaans plaats in de lente en de vroege zomer, afhankelijk van het klimaat en de beschikbaarheid van voedsel. Het paargedrag bestaat vermoedelijk uit cirkelen, vocalisaties en geursignalen, zoals ook bij verwante soorten voorkomt. De draagtijd wordt geschat op 30 tot 40 dagen en de vrouwtjes werpen nesten van twee tot zes biggen. De jongen worden blind geboren met zachte stekels, die binnen een paar dagen verharden. De ogen gaan na ongeveer twee weken open en het spenen vindt plaats rond de leeftijd van vier tot zes weken. De jongen verspreiden zich snel na hun onafhankelijkheid. De geslachtsrijpheid wordt doorgaans binnen het eerste jaar bereikt en de gemiddelde levensduur in het wild wordt geschat op drie tot vijf jaar, hoewel sommige in beschermde omgevingen langer kunnen leven.
Bedreigingen en beschermingsstatus
De Brandt’s egel staat momenteel op de lijst van minst bedreigde soorten van de IUCN, omdat hij een groot verspreidingsgebied heeft en naar verwachting over het algemeen een stabiele populatie heeft. Er bestaan echter lokale bedreigingen, waaronder habitatverlies door landbouwuitbreiding, overbegrazing door vee en infrastructuurontwikkeling. Sterfte door verkeersongevallen is een risico in gebieden waar wegen geschikt leefgebied versnipperen. Het gebruik van pesticiden kan de hoeveelheid prooien verminderen en mogelijk secundaire vergiftiging veroorzaken. In sommige delen van zijn verspreidingsgebied kan hij worden bejaagd of gedood vanwege lokaal bijgeloof of voor gebruik in traditionele geneeskunde. Klimaatverandering zou de verspreiding en voedselbronnen verder kunnen beïnvloeden, hoewel er geen langetermijnstudies naar de effecten zijn uitgevoerd.
Deze soort in gevangenschap
De Brandt’s egel wordt zelden in gevangenschap gehouden en is geen veelvoorkomende huisdiersoort. Hij wordt af en toe gehouden in lokale opvangcentra voor wilde dieren of in zoölogische collecties binnen zijn verspreidingsgebied voor educatieve doeleinden. Het houden van de egel in gevangenschap vereist warme, droge omstandigheden, schuilplaatsen en een dieet rijk aan levende insecten, passend bij zijn natuurlijke voedingsgewoonten. Stress door veelvuldig hanteren is een punt van zorg, aangezien de soort van nature schuw is en aangepast aan nachtelijke activiteiten. Er zijn geen gecoördineerde fokprogramma’s in gevangenschap bekend en de beschermingsinspanningen richten zich voornamelijk op de bescherming van leefgebieden in het wild.